|
vrijdag 10 november 2006
De luchthaven in zee als enige oplossing
door: Erwin Boutsma
Verschillende rapporten stellen dat Schiphol in 2008
haar maximale omvang bereikt. Regelgeving en ruimte
beperken verdere groei. Betekent dit dat Schiphol
in 2026 is gereduceerd tot een onbetekenende luchthaven
in de schaduw van de grote Europese ‘hubs’?
Niet als het aan prof. dr. ir. Hennes de
Ridder ligt. ‘De oplossing ligt echt
in het aanleggen van start- en landings-banen voor
de kust.’
Menig politicus heeft er zijn of haar handen
al aan gebrand en in de nabije toekomst zal
de controverse groter en de discussie scherper worden:
de uitbreiding van Schiphol. Uitbreiding is goed voor
Nederland, maar de milieu-, geluids- en fysieke grenzen
lijken bereikt. Niet meer groeien zal op de langere
termijn een economische schade met zich meebrengen
die nauwelijks te overzien is, waardoor de overheid
het consolideren van de huidige omvang niet als een
reële optie beschouwt.
‘Gecontroleerd laten groeien’ is daarom
het controversiële, politieke standpunt. Daarbij
worden de geluidsnormen voortdurend herberekend en
opgerekt, voor het laatst in april van dit jaar, toen
de staatssecretarissen Van Geel van Milieu en Schultz
van Verkeer afspraken dat het aantal vluchten mag
toenemen van 400.000 tot 520.000 per jaar. Deze versoepeling
ging vergezeld van de onduidelijke eis dat ‘de
luchthaven binnen een half jaar met maatregelen moet
komen om de geluidsoverlast terug te dringen’.
Door het gebruik van stille motoren te stimuleren,
starts en landingen anders in te delen en het aantal
nachtvluchten terug te dringen, schatten deskundigen
dat het theoretische maximale aantal vliegbewegingen
binnen de huidige normen tussen de 500.000 en 600.000
per jaar ligt.
Volgens een rapport over de toekomst van de luchtvaart
in Nederland van de Raad voor Verkeer en Waterstaat
van juni 2005, bereikt Schiphol dan al in 2008 haar
maximale omvang.
Dat betekent dat Schiphol, dat met 44 miljoen passagiers
in 2005 de vierde luchthaven van Europa en tiende
van de wereld was, ná 2008 nauwelijks meer
kan groeien en de concurrentieslag om als Europese
‘hub’ te fungeren dreigt te verliezen
van Heathrow (64 miljoen passagiers in 2005), Charles
de Gaulle (54 miljoen) en Frankfurt (52 miljoen).
Met name de Franse luchthaven ligt buiten stedelijk
gebied en heeft nog flink de ruimte om te groeien.
Schiphol onderkent het probleem. ‘Het heeft
niet veel zin om twintig jaar vooruit te kijken als
ons over twee jaar al een ingrijpend probleem te wachten
staat’, aldus een woordvoerder.
Creatieve oplossingen in overvloed. Tot de meer haalbare
behoren de verschillende varianten die uitgaan van
het verplaatsen van een deel van het vliegverkeer
van Schiphol naar perifere luchthavens. Met name Lelystad
wordt vaak genoemd. Niet zozeer omdat de locatie geschikt
zou zijn, maar vooral omdat het de enige luchthaven
in Nederland is zonder capaciteitsproblemen.
Prof. dr. ir. Hennes de Ridder, hoogleraar civiele
techniek aan de TU Delft en expert op het gebied van
complexe civieltechnische bouwprojecten, vindt het
niet de meest voor de hand liggende oplossing. ‘Het
is het verleggen van het probleem naar een gebied
dat nu nog een beetje ruimte heeft. Ik heb zoveel
groteske oplossingen gezien, dat ik Schiphol in staat
acht te pleiten voor een taxibaan voor vliegtuigen
tussen Schiphol en Lelystad.’
De wettelijke kaders voor de uitbreiding van Lelystad
tot een bescheiden internationale luchthaven zijn
er nochtans, samengevat in de Planologische Kernbeslissing
(PKB) van mei 2004. Door het verlengen van de start-
en landingsbaan, het bouwen van een grote passagiersterminal
en het aanleggen van zes aanlegplaatsen voor zogenaamde
narrow-body airplanes (kleinere intercontinentale
vliegtuigen zoals de Boeing 767 en de Airbus A320),
zou Lelystad tot vijf miljoen passagiers per jaar
moeten kunnen verwerken.
Dit is echter niet meer dan een tijdelijke oplossing,
want vijf miljoen is precies het aantal passagiers
dat Schiphol de laatste vijf jaar is gegroeid. Alle
onderzoeken, waaronder die van de Raad van Verkeer
en Waterstaat uit 2005, wijzen op een verdere toename
van het internationale luchtverkeer in de komende
jaren.
Heeft Nederland na 2015 dan een groot probleem? ‘Je
kunt geen internationale hub worden als je niet kunt
blijven groeien’, stelt De Ridder.
Hij wijst daarom op het vaak beschimpte, maar in zijn
ogen enige goede alternatief: het
aanleggen van start- en landingsbanen voor de kust.
Schiphol laat desgevraagd weten, dat ‘we daar
heel duidelijk over kunnen zijn: dat zullen we voor
de komende decennia niet als een reëel alternatief
beschouwen’. De Ridder lacht daarom. ‘Offshore-oplossingen
zijn de afgelopen jaren gefrustreerd door er allerlei
absurde en onhaalbare opties bij te halen. Als je
je beperkt tot het offshore aanleggen van de banen,
en alle winkels en terminals op de huidige locatie
laat, heb je alleen nog een snelle verbinding naar
Schiphol nodig. Waarschijnlijk kun je nu voor een
prikkie een magneettrein aanleggen voor de kust.’
Een studie van Delft Hydraulics uit 1998 spreekt van
een kostenplaatje van 23,2 miljard gulden (10,4 miljard
euro), uitgaande van een ‘kaal’ eiland
tien kilometer uit de kust, maar inclusief een complete
treintunnelverbinding met het vasteland. ‘Als
je daar goed over nadenkt, is zo’n bedrag niet
veel voor wat je ervoor terugkrijgt. We praten al
over een bedrag van vier miljard voor het aanleggen
van een stukje snelweg van twaalf kilometer’
(de verbinding A6/A9, red.). De opbrengsten van het
vrijkomen van de grond van de huidige start- en landingsbanen
zijn overigens nog niet in deze berekeningen meegenomen.
De beperkte groeimogelijkheden van Schiphol zijn des
te opmerkelijker als men zich realiseert dat Schiphol
vijf banen nodig heeft voor haar vliegverkeer; Frankfurt
en Heathrow realiseren aanmerkelijk meer vliegbewegingen
met hun twee banen, Charles de Gaulle met drie. Naast
de strakke geluidsnormen en de hogere piekbelasting
van Schiphol, is het officiële standpunt van
de luchthaven dat de sterk veranderlijke windcondities
rond Schiphol hier debet aan zijn, waardoor er regelmatig
van baan gewisseld moet worden. De Ridder hoort dit
wel vaker en heeft er zijn twijfels over. ‘Er
worden wereldwijd wel meer luchthavens bij of in zee
aangelegd. Hebben die dan geen last van wind? Schiphol
is er bij gebaat zoveel mogelijk banen te hebben,
omdat ze dan de geluidsoverlast over een zo groot
mogelijk gebied kunnen spreiden. Dan overschrijden
ze de normen niet en kunnen ze toch meer vliegbewegingen
realiseren.’
De Ridder vindt het jammer dat op
dit moment niemand bereid lijkt op een serieuze manier
een duurzame oplossing te zoeken. ‘Door het
poldermodel komen we niet meer tot goede oplossingen
en door de inspraak van allerlei groeperingen worden
die oplossingen ook nog eens steeds slechter. We krijgen
nu uitkomsten waar de meerderheid nét niet
meer tegen is. Dat zijn geen oplossingen. De discussie
over de toekomst van het vliegverkeer in Nederland
heeft daar enorm last van.’
bron: Technisch
Weekblad
|