4 juli 2003
Bouw is efficiënt ondanks prijsopdrijving
De economen spreken elkaar tegen als het gaat om de vraag of er sprake is van prijsopdrijving in de bouw.
De parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid
komt uit op maximaal 8,8 procent. De Nederlandse Mededingingsautoriteit
komt op een nog hoger percentage: 9 tot 12 procent.
Bouweconoom prof. Buur (directeur EIB) twijfelt aan genoemde percentages. Hij baseert zich op:
Ook economen van het Centraal Planbureau twijfelen aan
het gepresenteerde cijfer van bijna 9 procent prijsopdrijving
als gevolg van het afsprakensysteem. Zij wijzen erop dat
de onderlinge concurrentie ondanks het systeem van vooroverleg
en afspraken groot bleef. De hoogte van de inschrijfprijs
geeft vooral de mate aan waarin een bouwonderneming de opdracht
wil verkrijgen en hoeft daarom niet direct verband te houden
met de werkelijke bouwkosten, aldus het CPB. Volgens het
CPB worden de prijzen in de bouw veel meer bepaald door
de economische conjunctuur.
We kunnen die circa 9 procent prijsopdrijving ook op een
veel directere manier weerleggen. Slechts zo'n 40 procent
van de totale bouwmarkt wordt via meervoudige inschrijving
aanbesteed. Het een-op-een verkeer vertegenwoordigt 60 procent
van de bouwmarkt. Stel dat de 9 procent prijsopdrijving
voor de eerste categorie waar is, dan betekent dit voor
de hele markt een kostenopdrijving van slechts
zo'n 4 procent. En dan nog is het de vraag of in het ene
deel van de bouwmarkt sprake kan zijn van een ander prijsniveau
dan in het andere deel van de bouwmarkt. De concurrentie
tussen bedrijven en tussen deelmarkten zal er voor zorgen
dat er een nivellering optreedt.
Bouwkostendeskundigen aan de kant van de opdrachtgever
weten doorgaans wel wat iets mag kosten, en
zullen er voor zorgen dat de klant in het ene geval niet
meer betaalt dan in het andere geval. De NMa geeft aan dat
prijsopdrijving zich niet altijd ondubbelzinnig vertaalt
in hogere winsten. Vanuit economisch perspectief kan namelijk
geredeneerd worden dat de prijsopdrijving gebruikt is voor
het bekostigen van inefficiënt produceren. De inefficiënties
komen uiteindelijk als kosten in de officiële boekhoudingen
terecht, en niet als winsten. Moeten we, deze redenering
volgend, dus de conclusie trekken dat de prijsopdrijving
(9 procent dan wel 4 procent) gebruikt is voor het instandhouden
van een inefficiënte bedrijfstak?
Voordat we deze conclusie mogen trekken moeten we ons eerst
afvragen of er überhaupt wel sprake is van een inefficiënte
bedrijfstak. Zijn de inefficiënties niet inherent aan
het bouwen en het bouwproces zelf? Terecht wordt in dat
verband gewezen op de problemen van discontinuïteit
in de bouw, de monopsonistische verhoudingen in een groot
deel van de markt (een koper tegenover vele aanbieders),
de vaak hoge risicos van het bouwen en de hoge faalkosten
in het bouwproces.
Wanneer we in de landen om ons heen kijken dan blijkt dat
de Nederlandse bouw qua efficiëntie gunstig afsteekt.
PRC Bouwcentrum doet al sinds eind jaren 80 internationaal
bouwkostenvergelijkend onderzoek. Daaruit blijkt keer op
keer dat het prijsniveau van de Nederlandse bouw concurrerend,
zo niet het laagste is, in vergelijking met de landen om
ons heen (Duitsland, Frankrijk, België, Engeland).
De Nederlandse bouw is er, ondanks de vermeende prijsopdrijving,
dus altijd wel in geslaagd om efficiënter te werken
dan de bouwindustrie in de omliggende landen. N0g efficiënter
kan natuurlijk altijd, en daar zullen we naar moeten streven.
bron: PRC Bouwcentrum
BV in Bodegraven
Bouwweb is in 1995 opgericht en was de eerste Internet Presence Provider voor de bouw en alle daaraan gerelateerde bedrijven.
Overzicht van pers- en nieuwsberichten van en voor de bouw. Uw bericht kan ook worden opgenomen.