20 december 2004
Risicomanagement bij publiek-private gebiedsontwikkeling
in de praktijk
door Bernard Nauta en Menno Schapendonk *
In de discussie over PPS bestaan twee werelden.
De wereld van het Rijk, waar ondanks talloze
rapporten, nota’s en onderzoeken PPS voor infra en
overheidsgebouwen maar moeizaam van de grond komt en de
wereld van de regio, waar overheid en bedrijfsleven
elkaar zonder lijvige beleidsnota’s goed weten te
vinden bij gebiedsontwikkelingsprojecten.
Samenwerking is in de regio gemeengoed, professioneel risicomanagement
nog niet.
PPS bij gebiedsontwikkeling heeft inmiddels de aandacht
van de Rijksoverheid getrokken. Met een groot aantal grondposities
verspreid over het land, komt het ministerie van LNV er
steeds vaker mee in aanraking. Om te voorkomen dat elke
gemeente het wiel opnieuw gaat uitvinden bundelt het Kenniscentrum
PPS van het ministerie van Financiën ervaring en kennis.
Begin dit jaar namen de Dienst Landelijk Gebied van LNV en het Kenniscentrum PPS het initiatief om een aantal handleidingen over PPS bij gebiedsontwikkelingsprojecten uit te brengen. Deloitte kreeg de opdracht ‘Risicomanagement bij complexe PPS-gebiedsontwikkelingsprojecten’ te schrijven. Peter Oussoren van het Kenniscentrum PPS legt het belang van deze handleiding uit: "Gebiedsontwikkeling is een gecompliceerd proces, waarin risicomanagement een onmisbaar instrument is. Toch bleek in praktijk juist daar een grote lacune in de kennis en ervaring te zitten bij alle bestuurslagen."
Risicomanagement bij publiek-private gebiedsontwikkeling kent in de praktijk een aantal valkuilen en een daaraan gekoppelde best practice aanpak. Wij vatten hieronder de belangrijkste samen. Uit een enquête onder de Nederlandse gemeenten blijkt dat er honderden, en waarschijnlijk zelfs duizenden gebiedsontwikkelingsprojecten in ons land lopen. Samenwerking met het bedrijfsleven is inmiddels gemeengoed, professioneel risicomanagement nog niet.Best practice
Best practice is risicomanagement als een continu proces benaderen en niet als een eenmalige of periodieke activiteit. Regelmatig worden wij in onze adviespraktijk gevraagd een risico-analyse uit te voeren. Niet zelden blijkt bij gemeenten het beeld te bestaan dat op het moment dat de risico’s overzichtelijk in kaart zijn gebracht, de bestuurders kunnen worden gerustgesteld, omdat ‘het project onder controle is’. De risico-analyse verdwijnt vervolgens in de bureaulade en het project gaat weer op de oude voet verder. Na verloop van tijd doen zich ‘nieuwe’ tegenvallers voor en wordt daarom maar weer een nieuwe analyse uitgevoerd. Op deze manier voegt een risico-analyse weinig toe.
Risicomanagement is een continu proces. Alice Westervelt van de afdeling Grondzaken van de gemeente ’s-Hertogenbosch definieert het als volgt: "Risicomanagement is een regelmatig, systematisch onderzoek naar risico’s die de (financiële) haalbaarheid van een project bedreigen én de formulering en toepassing van maatregelen waarmee deze risico’s zo doeltreffend mogelijk beheerst kunnen worden." Wanneer de risico’s geïnventariseerd en geanalyseerd zijn, dienen dus beheersmaatregelen te worden genomen en geëvalueerd, waarna de cyclus zich herhaalt. Risico’s die zich (pas) in een later stadium kunnen voordoen, dienen op de voet te worden gevolgd, zodat er tijdig op kan worden ingespeeld en de projectorganisatie niet voor verrassingen komt te staan. De gemeente Arnhem heeft om deze reden – als een van de weinige gemeenten in ons land – voor haar gebiedsontwikkelingsprojecten een aparte risicomanager aangesteld, Rob Snelders. Hij zegt over de Arnhemse aanpak: "Projecten worden met regelmaat door de ‘wasstraat’ van risicomanagement geleid. Het project komt daar ‘fris’ uit, voorzien van een actueel register met risico’s en maatregelen voor risicobeheersing. Wij volgen de voortgang in de risicobeheersing en verankeren deze in de reguliere planning en controlcyclus. Zo sluiten wij de cirkel van het risicomanagementproces. Projectleiders en bestuurders raken enthousiast en onderkennen in toenemende mate de waarde van dit instrument.
Een tweede valkuil is dat dikwijls pas wordt begonnen met
risicomanagement wanneer het project zich al in de realisatiefase
bevindt. De directe aanleiding is dan vaak een teruglopend
exploitatiesaldo of concrete tegenvallers. Bestuurders raken
verontrust en geven de projectorganisatie opdracht in kaart
te brengen of er nog meer problemen dreigen. In feite is
het kalf dan al verdronken. De plannen zijn afgetikt en
de contracten met private partijen zijn gesloten, waardoor
er weinig ruimte meer is om bij te sturen of te optimaliseren.
Risicomanagement dient al in de initiatieffase van een project
te beginnen. Vanaf het prille begin bestaan kansen en bedreigingen,
al zijn die dan vaak nog niet in concrete bedragen uit te
drukken. De risico’s zijn eerder strategisch van aard
en kunnen bijvoorbeeld geanalyseerd worden met een SWOT-analyse.
Het risicomanagement richt zich op het proces. Het gaat
erom het project van de grond te krijgen. In dat stadium
spelen niet alleen bedreigingen, legt Kees van der Vaart,
programmamanager Dienst Landelijk Gebied uit: "Een
risicoanalyse is geweldig nuttig om de risico’s in
beeld te brengen maar je kunt het ook goed gebruiken om
kansen te ontdekken. Als je alléén maar naar
de risico’s kijkt, komt een project er nooit. Juist
in de beginfase moet je ook kijken naar kansen en mogelijkheden,
anders kom je niet verder. Combinaties zoeken, partijen
samenbrengen, dat levert een haalbaar project op."
Tijdens de haalbaarheidsfase verandert het proces –
als alles goed gaat – in een concreet project. Het
risicomanagement speelt dan bijvoorbeeld een belangrijke
rol om de haalbaarheid te beoordelen en om in overeenkomsten
tot een goede risicoverdeling tussen publieke en private
partijen te komen. Tijdens de realisatiefase draagt risicomanagement
bij aan het behalen van de projectdoelstellingen binnen
de gestelde kaders (geld, kwaliteit en tijd).
Best practice is de risico’s expliciet in de besluitvorming
over het project betrekken. Risicomanagement dient een standaard
systeemeis te zijn, verankerd in de planning & controlcyclus
en bijvoorbeeld in go-no go beslismomenten. Voor veel overheidsorganisaties
betekent dit een cultuuromslag. Vanuit projectorganisaties
bestaat dikwijls aarzeling om de risico’s bij het
project zonder schroom inzichtelijk op tafel te leggen.
De risico’s worden daarentegen verwerkt in de actualisatie
van de exploitatieberekening, bijvoorbeeld door het saldo
neerwaarts bij te stellen. Er wordt slechts één
variant voorgeschoteld: het volgens de projectorganisatie
meest realistische scenario. Bestuurders en politici zijn
dan genoodzaakt uit een verschillenanalyse op te maken wát
wáárom is veranderd. Met deze werkwijze wordt
niet duidelijk welke afwegingen zijn gemaakt, welke consequenties
deze kunnen hebben en welke beheersmogelijkheden er zijn.
Dat deze neiging niet alleen op lokaal niveau bestaat laat
de gang van zaken rondom de Betuweroute en HSL zien, waar
de Tweede Kamer in 2002 als ‘uit het niets’
met een risicoreservering van bijna één miljard
gulden euro werd geconfronteerd. Dit impliciete risicomanagement
was de directe aanleiding voor het onderzoek van de Commissie-Duivesteijn.
Drieduizend projecten
Naar aanleiding van het uitbrengen van de Handleiding Risicomanagement
hebben wij een schriftelijke enquête onder de Nederlandse
gemeenten over het onderwerp uitgezet. Uit de reacties (141
gemeenten) blijkt dat het thema een grote belangstelling
geniet.
Er wordt dan ook op grote schaal ontwikkeld in Nederland.
20 Procent van de gemeenten heeft meer dan tien gebiedsontwikkelingsprojecten
lopen, bij 38 procent lopen vijf tot tien projecten en bij
de overige 42 procent minder dan vijf. Een ruwe schatting
komt daarmee op circa 900 projecten bij deze 141 gemeenten.
Wanneer deze groep representatief is, dan zouden in ons
land bijna drie duizend gebiedsontwikkelingsprojecten gaande
zijn! Dit is uiteraard een ruwe schatting, die bovendien
zeker niet enkel megaprojecten betreft, maar ook ontwikkelingen
ter grootte van een voetbalveldje.
Bijna de helft (49 procent) van de projecten betreft stedelijke
vernieuwing, 39 procent van de projecten zijn uitleglocaties
en 9 procent groenprojecten. De overheid is dikwijls (mede)initiatiefnemer
en zit in twee van de drie gevallen aan het stuur. In de
andere gevallen beperkt zij zich tot een ondersteunende
rol. Henk Berg van de gemeente Leidschendam-Voorburg: "Onze
ervaring is dat als je als gemeente open staat voor innovatieve
ideeën uit de markt, je daar je voordeel mee kunt doen.
Dat betekent ook dat je niet per se zelf voortdurend aan
het stuur hoeft te gaan zitten." De meeste problemen
ervaren de gemeenten in de haalbaarheidsfase van het project
(59 procent), tegen 23 procent in de initiatieffase en 18
procent in de realisatiefase. Het blijkt in de praktijk
dus vooral moeilijk om een idee of probleem in een haalbaar
project te vertalen.
Uiteraard waren wij benieuwd in hoeverre de Nederlandse gebiedsontwikkelingsprojecten in samenwerking met marktpartijen worden uitgevoerd. Dat blijkt vaak het geval. In 90 procent van de gevallen wordt samengewerkt met andere partijen en in maar liefst 78 procent is sprake van een PPS. Daarbij blijken de gemeenten wel een brede definitie te hanteren, variërend van een bouwclaim, joint ventures, concessies, koop- en aanneemovereenkomsten tot Design&Construct.
Waarom werken de gemeenten zo vaak samen met het bedrijfsleven?
De antwoorden op de deze vraag leveren een gevarieerd beeld
op. 40 Procent van de gemeenten ziet meerwaarde in samenwerking.
Zij zien PPS als een nuttig instrument om hun doelen te
bereiken, zoals de gemeente Zelhem. Tiemen van der Kolk
van de afdeling Grondbeheer: "In de praktijk wordt,
indien mogelijk, veelvuldig getracht ten aanzien van kwaliteit
kaderstellend en stimulerend op te treden. De risico’s
worden vervolgens zoveel mogelijk op het ‘bordje’
van de private partij gelegd. Indien dit niet mogelijk is,
dan biedt samenwerking met private partijen een goede mogelijkheid
om alsnog risico’s, rendement en zeggenschap te delen.
Zo kan gezamenlijk als geldschieter worden opgetreden, wat
de financiële haalbaarheid van het project aanzienlijk
vergroot."
Voor 47 procent van de gemeenten is samenwerking daarentegen
een noodzakelijk instrument, bijvoorbeeld omdat private
partijen grondposities hebben, waar de gemeente niet omheen
kan. Ongetwijfeld ziet een deel van deze gemeenten PPS dan
als een noodzakelijk kwaad, zoals Frank van de Poel van
de afdeling Vastgoedontwikkeling van de gemeente Groningen:
"Publiek-private samenwerking is een kostenverhogend-
en vertragend monstrum. De PPS-constructie is een risico
op zich vanwege de duur van de samenwerking en het moeten
overwinnen van tegenstellingen. Het is veelal de stedenbouwkundige
visie versus het banale geld."
Risicomanagement
Kan bij de gemeenten gesproken worden van best practice
ten aanzien van risicomanagement? Slechts 39 procent van
de gemeenten past risicomanagement systematisch toe, dat
wil zeggen dat het risicomanagement van begin tot eind volgens
een vaste werkwijze wordt opgepakt. Bij de meeste gemeenten
is het een ad hoc activiteit of wordt in het geheel geen
actief risicomanagement toegepast. De nadruk van de meeste
gemeenten ligt op de haalbaarheidsfase. De risico’s
worden weliswaar meegewogen bij de beoordeling van de haalbaarheid,
maar verdwijnen daarna vaak weer uit beeld.
Van de gemeenten die zich op een of andere wijze met risicomanagement
bezig houden, doet iets meer dan de helft (52 procent) dat
zelf, 11 procent besteedt het uit aan externen en 36 procent
doet het zowel in- als extern. In de meeste gevallen wordt
alleen in de bijlage bij de grondexploitatie over de risico’s
gerapporteerd. Bestuurders worden meestal eenmaal per kwartaal
of slechts eenmaal per jaar geïnformeerd. Dat het niet
allemaal vanzelf gaat, blijkt uit de antwoorden op de vraag
of er knelpunten worden ervaren. Meer dan de helft (64 procent)
beantwoordt deze vraag bevestigend. De aard van de knelpunten
varieert. Gemeenten kampen bijvoorbeeld met te weinig capaciteit
of kennis, hebben problemen om de relevante informatie te
verzamelen of slagen er niet in een gemeenschappelijk beeld
te krijgen door de verschillende belangen in de samenwerking.
Martin Niemans van de afdeling Grondzaken & Projecten
van de gemeente Venlo: "Knelpunten komen meestal voort
uit de verschillende belangen die de samenwerkende partijen
hebben. Het is de kunst om het gezamenlijk belang te vinden
en dit vervolgens te vertalen naar gemeenschappelijke projectdoelstellingen,
een breed gedragen kwaliteitsniveau en een financieel plaatje
dat voor beide partijen bevredigend is. Vervolgens dient
dit kader richting te geven aan verdere uitwerking en uitvoering
van het project en dient het gedegen risicomanagement in
de vervolgfasen mogelijk te maken."
Conclusies
Er draait een enorm aantal gebiedsontwikkelingsprojecten
in ons land, waarbij dikwijls wordt samengewerkt met private
partijen. Een professioneel risicomanagement is zeker geen
overbodige luxe. Op dit punt valt in de dagelijkse praktijk
nog veel te verbeteren. Peter Oussoren van het Kenniscentrum
PPS: "Wij wilden dan ook geen wetenschappelijk of zuiver
theoretisch document over dit onderwerp, maar een praktijkgerichte
handleiding waar projectleiders en bestuurders meteen mee
kunnen werken. Aan de hand van de reacties die we nu krijgen
mogen we concluderen dat we in die opzet geslaagd zijn."
* Drs. B.J. Nauta en drs. M.C.J.
Schapendonk zijn als management consultants werkzaam
voor de adviesgroep Ruimte & Vastgoed van Deloitte.
bron: Building Business
meer info: Kenniscentrum PPS - contractvormen - Commissie-Duivesteijn
Bouwweb is in 1995 opgericht en was de eerste Internet Presence Provider voor de bouw en alle daaraan gerelateerde bedrijven.
Overzicht van pers- en nieuwsberichten van en voor de bouw. Uw bericht kan ook worden opgenomen.