20 januari 2005
Commissie Duivesteijn legt vinger niet op zere
plek *
De aanbevelingen van de commissie Duivesteijn zullen de
mist en overschrijdingen rond grote projecten doen toenemen.
Voormalig projectdirecteur hsl-zuid Wim Korf heeft daar
in Cobouw van 14 januari
2005 (nummer 9) al een paar behartigenswaardige zaken over
gezegd. Overigens laat ook hij een belangrijke tekortkoming
onderbelicht.
Het probleem met nieuwe infrastructuur is tweeledig. Ten
eerste is er de verwarring rond de besluitvorming
en vooral rond de begrippen nut en noodzaak. Ten
tweede is er het onvermogen om de projecten te
beheersen als het besluit eenmaal gevallen is.
Voor wat betreft het eerste aspect is er een groot verschil
tussen nut en noodzaak. Dat geldt ook voor de actoren die
erover gaan. Het nut is het voordeel dat de maatschappij
heeft met de beoogde infrastructuur. Dat voordeel is het
verschil tussen enerzijds de maatschappelijke baten en anderzijds
de kosten die daarvoor moeten worden gemaakt. Een initiatiefnemer
zal dat nut aan moeten tonen. Het CPB zal dat nut uit moeten
kunnen rekenen met behulp van het doorrekenen van scenario’s.
Onzin
Het werk van het CPB is lastig omdat er altijd in de toekomst
moet worden gekeken. Dat geldt in sterke mate voor nieuwe
infrastructuur. Niet alleen omdat die toekomst vaak heel
ver weg ligt, maar ook omdat infrastructuur zelf nauwelijks
direct waarde genereert, ze vooral voorwaarde scheppend
is en processen op gang brengt, die niet of nauwelijks te
voorspellen zijn. Kortom, we hebben te maken met enorme
perceptie problemen. Dat geldt zowel voor het in kaart brengen
van de waarschijnlijke toekomst zonder de beoogde infrastructuur
(het probleem), de wenselijke toekomst met de beoogde infrastructuur
(het doel) als de mogelijkheden ten aanzien van de technologie,
de omgeving en de financiën rondom de beoogde infrastructuur
(de haalbaarheid).
De enige kritiek die je op het CPB kan hebben is dat zij
hier nog meer aandacht aan moet schenken dan zij nu al doet.
Om naast het CPB een aantal commissies neer te zetten is
natuurlijk grote onzin. Het CPB hoort dit adequaat te doen
en als je vindt dat ze het nu niet goed doet, moet je dat
verbeteren. Een op een discussie tussen twee organen die
hetzelfde doen zit niemand te wachten.
Noodzaak is iets geheel anders dan nut.
Op landelijk niveau is het de taak van het kabinet om uit
een groot aantal projecten een keuze te maken. Je kunt niet
alles. Als het kabinet een project noodzakelijk vindt dan
trekt zij er een kostendekkend budget voor uit. Zo simpel
is dat.
Het liefst zou je willen dat ze dat alleen voor nuttige
projecten doet en dat is ook meestal zo. Het is juist de
Tweede Kamer die – op grond van korte termijn politieke
overwegingen – probeert projecten met negatief nut
te laten opstarten of projecten zo te veranderen dat ze
negatief nut hebben. Vooral dat laatste levert de politicus
veel op: ik beloof nu wat waarvoor later de rekening bij
anderen wordt gelegd.
Lijnrecht
De commissie Duivesteijn had voor zijn voorbeelden voor
wat de rol van de politici betreft beter dichter bij huis
kunnen kijken naar twee befaamde projecten rond Delft. De
eerste is de Delftse Spoortunnel, die door de kamer noodzakelijk
wordt geacht, doch zeer veel negatief nut heeft.
De tweede is de A4 Noord die ondanks een overdreven en
dus duur inpassingconcept nog zeer veel nut heeft, maar
niet noodzakelijk wordt geacht. De kamer ging daarmee lijnrecht
in tegen de opvatting van minister Peijs die geheel terecht
de A4 Noord in uitgeklede vorm wel en de Spoortunnel niet
liet wilde laten doorgaan. De Kamer gaat hier dus ten onrechte
besturen, met een voorspelbaar slecht resultaat.
Met het tweede aspect, het beheersen van grote bouwprojecten
is het droevig gesteld. Niet alleen in Nederland maar in
de hele wereld. Bouwprojectmanagers zijn altijd en overal
bezig een project in drie dimensies (kwaliteit,
geld en tijd) vast te leggen op een moment waarop
dat volstrekt onmogelijk is. Ze doen dit
tegen beter weten in omdat ze echt wel weten dat de werkelijkheid
tijdens dat project verandert!
Het liefst worden de drie dimensies nog stevig en vroegtijdig
in een contract met een aanbieder vastgelegd, waarbij vooral
een vaste lage prijs vooraf belangrijk is. Op dat moment
is een project niet meer te sturen, omdat alles vast zit
en er geen geld is om te sturen. Er worden op deze manier
risico’s gecreëerd die er eigenlijk niet zijn.
Het projectmanagement probeert nog wel het project te beheersen
maar dat is zonder geld een verloren zaak.
De manager grote projecten is dan ook een deerniswekkende
figuur. Werkend in het defensief is hij slechts
bezig de berichtgeving over tegenvallers te beheersen. Of
het nu om spoorlijnen, wegen , kanalen, havens, offshore
vliegvelden, metrolijnen of stoperas’gaat, het loopt
uit de hand. Wat dat betreft kunnen we naast de hsl-zuid,
waar het grote debacle nog gemeld moet worden, nog heel
wat verwachten van de Noord Zuid lijn, de Maasvlakte, de
A2 Maastricht en de overige projecten die op stapel staan.
Dit overziende is het overduidelijk dat we zitten te wachten
op een betere synchronisatie en vervlechting van zowel het
bestuurlijk proces, het ontwikkelingsproces als het contracteringsproces
en wel zodanig dat een project kan worden bijgestuurd als
het uit de hand dreigt te lopen. Dan kan er daadwerkelijk
worden gestuurd op het nut en zijn uitglijders zoals bijvoorbeeld
de Groene Hart tunnel en de haarspeldbocht bij Rotterdam
– die de hele hsl-zuid van veel van zijn waarde berooft
omdat je daar stapvoets moet rijden – uitgesloten.
Symptoombestrijding
Van zowel de nut en noodzaak problematiek als het inadequate
projectmanagement is weinig te vinden in het rapport van
de commissie. Dat is jammer omdat degenen, die zich daarmee
bezig houden een stimulans hadden kunnen krijgen in hun
werk. In plaats daarvan worden er procedures over het rapporteren
van onheil en pogingen om het onheil nog beter te kwantificeren
voorgesteld. Vanuit een nogal eenzijdig bestuurskundig perspectief
wordt daarmee aan symptoombestrijding gedaan zonder de kwaal
te bestrijden. De commissie Duivesteijn heeft daarmee toch
wel een kans gemist.
Prof.dr.ir.
H.A.J. de Ridder
Hoogleraar Methodisch Ontwerpen
Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen
Technische Universiteit Delft
bron: Cobouw
* gepubliceerd met toestemming auteur H.A.J. de Ridder
|