2 september 2005
Nederland kan leren van New Orleans menen S.N.
Jonkman* en J.K. Vrijling**
overgenomen uit NRC Handelsblad
Het is goed dat Nederland kennis neemt van de ervaringen
in New Orleans, omdat wij ook grotendeels beneden de zeespiegel
wonen en werken, menen S.N. Jonkman en J.K. Vrijling.
De rampzalige gevolgen van de overstroming van
New Orleans illustreren een belangrijke keuze van
moderne samenlevingen. Al eeuwenlang worden menselijke beschavingen
bedreigd door natuurrampen zoals overvloedige regenval,
aardbevingen, stormvloeden en bosbranden die het leven kosten
aan enkele individuen of zelfs hele groepen. Ook de materiële
schade en het verlies van onvervangbare zaken spelen bij
dergelijke rampen.
Eén van de keuzen van de maatschappij is tot
welk niveau zij haar individuele leden en groepen beschermt
tegen natuurrampen. Die verplichting tot keuze is mede het
resultaat van de enorme technische ontwikkeling, die de
bescherming mogelijk maakt.
Vroeger werd de bescherming verbeterd ná het optreden
van een ramp. Tegenwoordig tracht men die bescherming al
te geven als het risico te groot wordt gevonden. Door die
bescherming, in de vorm van hoge dijken tegen stormvloeden,
sterke gebouwen tegen aardbevingen, verkleint men de kans
op ernstige gevolgen. Daarmee wordt ook het risico
als kans maal gevolg kleiner.
Dat het risico niet tot nul gereduceerd
wordt, wat in eerste instantie wenselijk lijkt, komt omdat
de bescherming investeringen vraagt.
Hier komt de maatschappelijke afweging: hoeveel geld wil
men besteden aan het verkleinen van de kans op een ramp
met aanmerkelijke gevolgen? Het gaat om een bijzonder lastige
afweging omdat de gevolgen niet alleen weegbare componenten
bevatten, zoals materiële schade, maar ook moeilijk
weegbare zoals het verlies van mensenlevens en bijvoorbeeld
culturele erfgoederen.
Na de ramp van 1953 heeft de Deltacommissie
de afweging gemaakt door de investering in dijkversterking
af te wegen tegen de reductie van het materiële risico,
de kans maal het gevolg dat toendertijd op 24 miljard gulden
voor Zuid-Holland werd geschat. De uitkomst was dat een
kans op overstromen van 1/125.000 per jaar (herhalingstijd
van 125.000 jaar) economisch optimaal was.
Het verlies aan mensenlevens durfde de
Deltacommissie niet in aanmerking te nemen. Het resultaat
van de daaropvolgende politieke besluitvorming was dat wij
onze zeedijken ontwerpen op een storm met een herhalingstijd
van 10.000 jaar. De beelden van New Orleans laten zien wat
het gevolg is als een moderne stad die circa 4 meter onder
de zeespiegel ligt, onderloopt. Zowel in materiële
als immateriële zin. De Amerikaanse samenleving heeft
deze stad met dijken beschermd tegen een hurricane van categorie
3 met een herhalingstijd van ongeveer 30 jaar. Een
enorm verschil met ons niveau van bescherming.
Het was te verwachten dat Katrina als categorie 4 hurricane
een overstroming zou veroorzaken.
Het is interessant te speculeren over de oorzaak van dit
verschil. Eén element is dat in
Amerika het rendement op investeringen
een belangrijke rol speelt. Een hoge rendementseis leidt
tot een kortere tijdshorizon en daarmee tot lagere beschermingsniveaus.
Ten tweede legt de Amerikaanse samenleving
traditioneel een grote verantwoordelijkheid bij het individu,
waardoor de overheid minder hoeft te doen. Dit vormt weliswaar
vaak een sterke impuls voor de flexibiliteit en de economische
groei, maar in een rampsituatie blijkt ook een schaduwzijde
van dit model. Men zet niet in op het collectief voorkomen
van overstromingen (bijvoorbeeld met dijken betaald uit
belastinggelden), maar op het beperken van de individuele
schade (bijvoorbeeld door middel van verzekering).
Ten derde zien we dat de bestuurders in
New Orleans ervan uitgaan dat de inwoners na een waarschuwing
op eigen initiatief vluchten om het leven te redden met
achterlating van hun bezittingen. De armere bevolkingsgroepen,
die achterbleven, zijn hard getroffen. Meestal wonen zij
in woningen en op plaatsen die kwetsbaar zijn bij storm
en overstroming. Door een informatieachterstand en het ontbreken
van vervoersmiddelen waren zij niet in staat te evacueren.
De achterblijvers zijn afhankelijk van min of meer geïmproviseerde
reddingsoperaties in de onder water staande stad. Dat er
weinig mededogen is met de achterblijvers blijkt uit de
uitspraak van Terry Ebbert, directeur Binnenlandse Veiligheid
voor New Orleans, die de ramp een harde les noemde voor
degenen die het bevel tot evacuatie hadden genegeerd: ,,Voor
sommigen van hen was het de laatste nacht op aarde.'' (NRC
Handelsblad, 31 augustus).
Het is goed dat Nederland nauwkeurig kennisneemt
van de ervaringen in New Orleans, omdat wij ook grotendeels
beneden de zeespiegel wonen en werken. Door het uitblijven
van een overstroming in Nederland sinds 1953 lijkt dit een
cliché geworden en hebben veel mensen in ons land
het zicht verloren op de enorme gevolgen van een overstroming.
Waarschijnlijk zal de schade in New Orleans honderden slachtoffers
en tientallen miljarden directe economische schade omvatten.
Hierbij komt dan nog de sociale ontwrichting (plundering,
schietpartijen) en de indirecte economische effecten (bijvoorbeeld
daling toerisme, de stijging van de olieprijs). Mogelijk
is op grote schaal sprake van vervuiling uit beschadigde
chemische installaties.
Aandacht voor de gebeurtenissen in New Orleans
is van belang omdat het Nederlandse waterbeleid
in Amerikaanse richting koerst, waarbij men de beperking
van de gevolgen onderzoekt, bijvoorbeeld door individuele
verzekering en door verbetering van evacuatie en rampenbestrijding
en compartimentering van polders en minder denkt aan een
verkleining van de overstromingskans.
De ravage in New Orleans roept de vraag op of het verstandig
is om in Nederland verder in te zetten op de beperking van
de gevolgen van overstroming (voornamelijk minder verdronkenen,
materiële schade blijft), of dat een beperking van
de kansen de voorkeur verdient.
Eind dit jaar wordt dit debat extra actueel omdat het ministerie
van Verkeer en Waterstaat dan komt met nieuwe berekeningen
van de echte overstromingskansen van 16 dijkringgebieden
in Nederland. Dan zullen ook wij voor keuzen staan.
Auteurs:
* Ir. S.N.Jonkman
promovendus Waterbouwkunde aan de Technische Universiteit
Delft;
** prof drs.ir. J.K.Vrijling
hoogleraar Waterbouwkunde de Technische Universiteit Delft.
bron: NRC Handelsblad
|